Bij goniometrie is het handig als je de waarden van de sinus en de cosinus kent van enkele bijzondere hoeken uit je hoofd kent. De bijzondere hoeken zijn 0°, 30°, 45°, 60° en 90°.
Hieronder staat een tabel, waarmee je dit makkelijk kan onthouden:
Uiteraard kan je hiermee met de eenheidscirkel ook de waarden van de sinus en de cosinus afleiden van 120°, 135°, 150°, 180°, 210°, 225°, 240°, 270°, 300°, 315° en 330°.
Veel handiger is om gebruik te maken van tekendriehoeken. Er zijn twee tekendriehoeken de 45°-45°-90°-driehoek en de 30°-60°-90° driehoek. Hieronder zie je ze staan:
Met behulp van de driehoeken zijn de sinus, cosinus en de tangens van de hoeken 30°, 45° en 60° makkelijk te 'onthouden'.
Een andere manier om 't een en ander te onthouden is natuurlijk de eenheidscirkel. Dat volgt later...