Een woord van zes letters met klinkers en medeklinkers
De vraag is de volgende: 'hoeveel woorden van 6 verschillende letters kan je schrijven als de eerst twee letters medeklinkers en de vierde letter een klinker (er zijn 6 klinkers) moeten zijn?'
Het antwoord luidt als volgt: de eerste twee letters bereken je door een variatie van r=2 te nemen uit n=20. Dat begrijp ik, maar dan volgt het volgende: ze zeggen om 1 klinker te nemen, neem je een variatie van r=1 en n=6 en dan staat er nog een beetje verder een variatie van r=3 uit n=23 en dan zeggen ze $\Rightarrow$ OF een variatie van r=2 uit n=20 X een variatie van r=1 uit n=23 X een variatie van r=1 uit n=6 X een variatie van r=2 uit n =22 dit zou moeten gelijk zijn aan= 24227280.
Ik begrijp helemaal niet hoe ze aan al die variaties komen :-s kunnen jullie mij hierbij soms helpen?
En dan had ik nog een oefening die ik niet begreep: op hoeveel manieren kunnen 15 studenten worden ingedeeld in 2 groepen van 7 en 8 studenten? Ik begrijp dat je dan een combinatie van r=7 uit n=15 neemt en een combinatie van r=8 uit n = 15 maar moet je deze dan optellen of aftrekken en wanneer weet je of je deze moet optellen of aftrekken? De uitkomst zou 6435 moeten zijn.
mindy
Student universiteit België - maandag 27 december 2004
Antwoord
Een makkelijker oplossing is dat je eerst de twee medeklinkers (op 1 en 2) kiest, daarna klinker (op 4) en dan kijken hoeveel mogelijkheden je over hebt, dus:
20·19·6·23·22·21=24.227.280
Maar met variaties kan het ook. Je kiest eerst twee medeklinkers (op 1 en 2), daarna een klinker (op 4) en dan nog 3 letters uit de overgebleven 23 letters.
(20)2·(6)1·(23)3=24.227.280
De uitleg na het '$\Rightarrow$' vind ik niet 'echt' logisch... Je kiest eerste de twee medeklinkers op 1 en 2, daarna de klinker op 4, daarna een letter op 3 en dan nog 2 letters op 5 en 6. Dat kan ook....
Dit kan ook: na de 2 medeklinkers heb je nog 24 letters om uit te kiezen. Je moet dan 2 gevallen onderscheiden:
De derde letter is een klinker
De derde letter is een medeklinker
Je kan dan schrijven:
(20)2·(6)1·(5)1·(22)2=5.266.800 of (20)2·(6)2·(22)2=5.266.800
(20)2·(18)1·(6)1·(22)2=1.8960.480 of (20)3·(6)1·(22)2=1.8960.480
En dan levert 1. en 2. samen natuurlijk ook weer 24.227.280
Misschien ontstaat de verwarring omdat het gewoon een 'andere' manier van hetzelfde uitrekenen is. De uitleg na '$\Rightarrow$' is dus een andere manier om hetzelfde uit te rekenen.
Hetzelfde probleem doet zich voor bij je tweede opgave. Die 'of' slaat op twee manieren om hetzelfde uit te rekenen.
$\pmatrix{15\\7}=\pmatrix{15\\8}=6435$
Anders gezegd op hoeveel manieren kan je 7 studenten kiezen uit een groep van 15? Dat kan op '15 boven 7' manieren. De andere groep ligt dan vast... maar je had ook kunnen zeggen: op hoeveel manieren kan je 8 studenten kiezen uit een groep van 15? Dan kan op '8 boven 15' manieren, de andere groep ligt dan vast. Zoals je ziet is het lood om oud ijzer!