|
|
\require{AMSmath}
Klok
De grote wijzer van een klok is 12 cm lang, en de kleine wijzer is 8 cm lang. Het is nu precies drie uur. a. Welke afstand heeft het uiteinde van de grote wijzer afgelegd als het vijf voor half vijf is geworden?
b. Hoe laat is het geworden als de kleine wijzer een afstand van 16 cm heeft afgelegd? Geef je antwoord in minuten nauwkeurig.
Ik vind bij a gelijk 510° dat hij gedraaid heeft...?
Mona
3de graad ASO - woensdag 28 mei 2025
Antwoord
Het uiteinde van een wijzer beschrijft een boog. De lengte van de boog is gelijk aan de straal (lengte van de wijzer) vermenigvuldigd met de hoek, uitgedrukt in radialen. l = r. $\alpha $ ( $\alpha $ in radialen). Bij a. ken je inderdaad de hoek en ook de straal, dus kun je de lengte van de boog berekenen. Bij b. ken je afstand en straal en kun je de hoek berekenen in radialen. Zet dit om in graden.
gr = rad x 180 / $\pi $
rad = gr x $\pi $ / 180

|
Vragen naar aanleiding van dit antwoord? Klik rechts..!
woensdag 28 mei 2025
|
|
home |
vandaag |
bijzonder |
gastenboek |
statistieken |
wie is wie? |
verhalen |
colofon
©2001-2025 WisFaq - versie 3
|