De digitale vraagbaak voor het wiskundeonderwijs

home |  vandaag |  gisteren |  bijzonder |  gastenboek |  wie is wie? |  verhalen |  contact

HOME

samengevat
vragen bekijken
een vraag stellen
hulpjes
zoeken
FAQ
links
twitter
boeken
help

inloggen

colofon

  \require{AMSmath} Printen

Lineaire differentiaaloperator

f(x) = 2·e-2x+x·e3x +5x·e3x -3·e-x·sin(2x)-10

bepaal de eenvoudigste vorm voor L, de homogene lineaire differentiaaloperator met constante coëfficiënten zodat Lf=0

Ik weet niet hoe hieraan te beginnen

Timmy
Student universiteit België - zaterdag 5 maart 2022

Antwoord

Je hebt als het goed is het omgekeerde probleem wel gezien: hoe een lineaire homogene differentiaalvergelijking op te lossen. Dat gaat door $e^{rx}$ in te vullen en dan een polynoomvergelijking te vinden waar $r$ aan moet voldoen.
Bijvoorbeeld
$$y''' -2y''+3y'-y=0
$$geeft na invulling $e^{rx}(r^3-2r^2+3r-1)=0$.

Als je het verband tussen de oplossingen van die vergelijking en de gedaante van de oplossing goed begrijpt kun je aan $f$ zien wat de oplossingen van die, nog onbekende, vergelijking zijn de constanten in de exponenten: $-2$, $3$, $-1+2i$ en $-1-2i$, en $0$.
Verder is $3$ een dubbele oplossing want in de oplossing zien we $xe^{3x}$.
De minimale vergelijking die deze nulpunten heeft is dus
$$(r+2)(r-3)^2(r+1-2i)(r+1+2i)(r-0)=0
$$Daaruit moet je de differentiaalvergelijking kunnen reconstrueren.

kphart
Vragen naar aanleiding van dit antwoord? Klik rechts..!
zaterdag 5 maart 2022



home |  vandaag |  bijzonder |  gastenboek |  statistieken |  wie is wie? |  verhalen |  colofon

©2001-2024 WisFaq - versie 3