De digitale vraagbaak voor het wiskundeonderwijs

home |  vandaag |  gisteren |  bijzonder |  gastenboek |  wie is wie? |  verhalen |  contact

HOME

samengevat
vragen bekijken
een vraag stellen
hulpjes
zoeken
FAQ
links
twitter
boeken
help

inloggen

colofon

  \require{AMSmath} Printen

De drieduredagenloterij

Ik kom niet uit over onderstaande vragen. Zelf kan ik het begin wel, alleen weet ik niet zeker of ik in de goede richting zit:

In oktober 2010 houdt een winkelketen in Edam een actie, 'de drie dure dagen'. Bij een besteding van minimaal 10 euro krijgt de klant een kraskortingsbon. De korting wordt bepaald door de leeftijd van de klant én door de korting die op de kraskortingsbon vermeld staat.

Leeftijd: als de klant 20 jaar of jonger is krijgt hij 20%korting. Is hij tussen de 20 en de 50 jaar dan krijgt hij 25% korting en vanaf 50 jaar en ouder krijgt hij 30% korting.

Kraskorting: de mogelijke kortingen die op een kraskortingsbon vermeld staan zijn 5% of 10%.

A) maak een boomdiagram.
Ik had zelf dit: er zijn twee soorten kortingen: Leeftijd & kraskorting. eerst heb je 3 vertakkingen (20%, 25% en 30% korting). daarna heb je aan elke tak 2 takken met (5% en 10%).

Van het winkelend publiek is 50% 20 jaar of jonger, terwijl 20% tussen de 20 en 50 jaar is. Op 400 van de 2000 kraskortingsbonnen staat een korting van 10% vermeld.

B) maak nu een aparte kansboom
Hier weet ik dus niet of ik het boomdiagram kan gebruiken uit opdracht A) en welke kansen erbij moeten.

C) wat is de kans dat je 30% of minder korting krijgt.
Hoe kan ik dat dan berekenen via die kansboom?

Hartelijk bedankt

Maurit
Leerling bovenbouw havo-vwo - maandag 11 oktober 2010

Antwoord

Je kansboom bij A) zou er dan zo uit kunnen zien:

q63245img1.gif

Goed plan! Het boomdiagram geeft een mooi overzicht van de mogelijke uitkomsten. Zoals je ziet zijn er verschillende takken die leiden tot dezelfde korting.

Nu is de kans op die verschillende takken niet voor alle takken hetzelfde. Je kunt dus niet zeggen dat de kans op 25% korting gelijk is aan 1/6. Laten we de kansen op de verschillende 'gebeurtenissen' er maar 's bij zetten.

q63245img2.gif

In rood heb ik de kansen erbij gezet. Je kunt dan precies uitrekenen wat de kans is op de mogelijke uitkomsten. Als het goed is dan is de 'totale kans' gelijk aan 100%.

Nu kun je allerlei vragen wel beantwoorden, denk ik. Vraag C) mag nu geen probleem meer zijn.

Volgens mij zat je aardig in de goede richting. Best een aardig vraagstuk!

Hopelijk helpt het...

Wie is wie?
Vragen naar aanleiding van dit antwoord? Klik rechts..!
dinsdag 12 oktober 2010



home |  vandaag |  bijzonder |  gastenboek |  statistieken |  wie is wie? |  verhalen |  colofon

©2001-2024 WisFaq - versie 3