|
|
\require{AMSmath}
Onderlinge ligging van twee rechten
-Van een rechthoek ABCD zijn gegeven de punten A(2,6) en B (2,5), terwijl het hoekpunt C op de rechte 3x-4y=2 ligt. Bepaal de coordinaat van D.
-Van een gelijkbenige driehoek ABC zijn de hoekpunten A (3,2) en C (7,14) gegeven. De richtingscoefficient van AB is 1/2. Bepaal de coordinaat van B.
-Bepaal de algemene vergelijking van de rechte die loodrecht staat op de rechte 2x+3y-5=0.
-Bepaal de vergelijking van de rechte door het punt (2,4) loodrecht op de rechte door de punten (3,1) en (5,7)
Examen morgen
vincen
2de graad ASO - zondag 7 juni 2009
Antwoord
Een dringend (!) advies: teken er eens wat bij en je ziet de oplossing bijna voor ogen. 1) punt C is het snijpunt van de lijn y = 5 met de lijn 3x-4y=2. Als je C hebt, is D er ook.
2) Je zou een cirkel kunnen nemen met C als centrum en AC als straal. Het snijpunt van deze cirkel met AB levert dan het punt B op. De vergelijking van de cirkel zou zijn (x-7)2 + (y-14)2 = 160. Vervang hierin y door 1/2x om de snijpunten te vinden.
3) De normaal van de gegeven lijn is (2,3). De lijnen loodrecht op de gegeven lijn kun je dan als normaal (3,-2) geven waarmee de vergelijking de gedaante 3x-2y = c krijgt.
4) De lijn door de gegeven punten heeft als richtingscoëfficiënt 3. Een lijn hier loodrecht op heeft dus -1/3 als rc (omdat het product van de rc's dan -1 is). Kortom: y = -1/3x + c is de gezochte vorm en daarin vul je nog even de coördinaten van het punt (2,4) in.
MBL
|
Vragen naar aanleiding van dit antwoord? Klik rechts..!
zondag 7 juni 2009
|
|
home |
vandaag |
bijzonder |
gastenboek |
statistieken |
wie is wie? |
verhalen |
colofon
©2001-2025 WisFaq - versie 3
|