De digitale vraagbaak voor het wiskundeonderwijs

home |  vandaag |  gisteren |  bijzonder |  gastenboek |  wie is wie? |  verhalen |  contact

HOME

samengevat
vragen bekijken
een vraag stellen
hulpjes
zoeken
FAQ
links
twitter
boeken
help

inloggen

colofon

  \require{AMSmath} Printen

Statistische toets in de sociologie/psychologie

Hallo ik heb een vraag waar ik gewoon niet uit kom, ik hoop dat u me kunt helpen. Ik heb twee onafhankelijke variabelen en een afhankelijke variabele (zelfbeeld). De eerste onafhankelijke variabele (sociometrische populariteit) bevat 5 categorieen (sociometrisch populaire, verworpen, genegeerd, gemiddelde en controversiele groep) en de tweede onafhankelijke variabele (waargenomen populariteit) bevat 3 categorieen (hoog, gemiddeld en laag populaire groep). Nu wil ik graag onderzoeken of de sociometrisch populaire groep (dus de eerste categorie van de eerste onafhankelijke variabele) significant hoger scoort op de afhankelijke variabele (dus eigenlijk een positiever zelfbeeld heeft) dan de hoog waargenomen populaire groep (de eerste categorie van de tweede onafhankelijke variabele). Eigenlijk gebruik ik dus twee onafhankelijke variabelen en voor iedere onafhankelijke variabele 1 categorie.

Met welke toets zou ik dit kunnen onderzoeken? Zelf dacht ik aan een t-toets (via spss) maar ik zou echt niet weten hoe.

Kunt u mij verder helpen?
Alvast heeeel erg bedankt.

Yvette
Student universiteit - vrijdag 28 mei 2004

Antwoord

Stel dat er in de sociometrisch populaire groep bijvoorbeeld drie mensen zitten, met zelfbeeldscores x1, x2, x3; en in de waargenomen populaire groep vijf mensen, met zelfbeeldscores y1, y2, y3, y4, y5.
Stel als nulhypothese dat er geen verschil in zelfbeeld is tussen beide groepen, tegen het alternatief dat groep x een positiever zelfbeeld heeft als groep y.
Je moet nu onder de nulhypothese de kans uitrekenen dat het verschil (X1+X2+X3)/3 - (Y1+Y2+Y3+Y4+Y5)/5 minstens zo groot is als het feitelijk optredende verschil (x1+x2+x3)/3 - (y1+y2+y3+y4+y5)/5.
Als deze overschrijdingskans kleiner is dan (bijvoorbeeld) 5%, dan verwerp je de nulhypothese.
Het gaat er nu dus om, de kansverdeling van (X1+X2+X3)/3 - (Y1+Y2+Y3+Y4+Y5)/5 te weten. Dat hangt van de kansverdelingen van X en Y af. Er zijn bijvoorbeeld stellingen over het gemiddelde van o.o. normaal verdeelde stochasten, en over het verschil van twee stochasten met gegeven verdelingen.

Wie is wie?
Vragen naar aanleiding van dit antwoord? Klik rechts..!
donderdag 3 juni 2004



home |  vandaag |  bijzonder |  gastenboek |  statistieken |  wie is wie? |  verhalen |  colofon

©2001-2024 WisFaq - versie 3