De digitale vraagbaak voor het wiskundeonderwijs

home |  vandaag |  gisteren |  bijzonder |  gastenboek |  wie is wie? |  verhalen |  contact

HOME

samengevat
vragen bekijken
een vraag stellen
hulpjes
zoeken
FAQ
links
twitter
boeken
help

inloggen

colofon

  \require{AMSmath} Printen

Pincodes gokken en de complementregel

Als je een pincode 3 keer mag intoetsen op een geldautomaat en je hebt 10000 codes, wat is dan de kans dat je van een onbekende pas in die 3 keer de goede pin vindt?

fons
Leerling bovenbouw havo-vwo - donderdag 30 oktober 2003

Antwoord

De kans dat je de eerste keer fout gokt is 999/10000. De tweede keer hoef je alleen nog maar te gokken uit 999 niet gebruikte codes. De kans dat je fout gokt wordt dus kleiner, 998/999. Enz. Hiermee kun je, door te vermenigvuldigen, de kans bepalen dat je drie keer fout gokt. Laten we die kans P noemen.

De andere mogelijkheid is dat je niet drie keer fout gokt, dus een keer goed. De kans daarop is "de rest". Deze kansen zijn dus samen 1. Dus de kans dat je een keer goed gokt is 1-P.

Die twee mogelijkheden die samen "alles" zijn, noemen we complementen van elkaar. Dat die kansen samen 1 zijn noemen we de complementregel. Meestal staat dat zo in de boeken:

P(gebeurtenis) = 1 - P(complement-gebeurtenis).

Oh ja, natuurlijk is het zo dat je stopt nadat je een keer goed hebt gegokt. De kans dat je drie keer fout gokt verandert daar niet van, dus is dat niet van invloed op het antwoord.

P.S. In de praktijk zijn er minder dan 1000 pincodes. Vanwege "te makkelijk te gokken" worden pincodes als 1111 en 1234 niet uitgegeven. Met dank aan lezer Martijn.

Wie is wie?
Vragen naar aanleiding van dit antwoord? Klik rechts..!
donderdag 30 oktober 2003



home |  vandaag |  bijzonder |  gastenboek |  statistieken |  wie is wie? |  verhalen |  colofon

©2001-2024 WisFaq - versie 3