\require{AMSmath}
WisFaq - de digitale vraagbaak voor wiskunde en wiskunde onderwijs


Printen

Vraagstuk met stelsels

In mijn cursus van wiskunde staat het volgend vraagstuk:
In een afdeling van een autofabriek worden drie nieuwe modellen gemaakt: een klein model A, een groot model B en een sportief model C. Voor de assemblage zijn, per stuk, respectievelijk 56, 91 en 87,5 manuren nodig. In de afdeling werken 350 arbeiders die 36 uur per week werken. Men verwacht dat er op 100 auto's 30 van model A, 20 van model B en 50 van model C zullen verkocht worden. Hoeveel auto's zal men per week produceren van elk model?

dit vraagstuk moet je oplossen met behulp van matrices, en ik heb al:
A+B=C
56A+91B+87,5C=12600
Ik heb dus nog 1 vergelijking nodig.
Kunnen jullie me helpen?

(Het antwoord moet zijn: 48 van A, 32 van B en 80 van C)

Heleen
3de graad ASO - zondag 7 juni 2009

Antwoord

De vergelijking A+B=C legt niet de verhouding van het aantal geproduccerde autos A en B vast.
Je wilt dat het aantal geproduceerde auto's A,B en C zich verhoudt als 3:2:5.
Je zou bijvoorbeeld als derde vergelijking kunnen nemen: B=2/3*A of C=5/2B.


zondag 7 juni 2009

©2001-2024 WisFaq