Ik heb een vraagstuk waarvan ik vergelijkingen moet opstellen en oplossen. Het opstellen van de vergelijkingen vind ik wat lastig. Kan iemand me helpen?
"Een aannemer krijgt een bestelling van 14 ton beton die moet bestaan uit 5 delen zand tegenover 2 delen cement. De aannemer heeft twee soorten beton in voorraad: door A bevat 2 delen zand tegenover 1 deel cement, soort B bevat 3 delen zand tegenover 1 deel cement. Welke hoeveelheden van A en B moet de aannemer mengen om aan de bestelling te voldoen?"
Melike
Student universiteit België - woensdag 20 januari 2021
Antwoord
Hallo Melike,
Stel A = aantal ton van soort A en B = aantal ton van soort B.
Met het mengen verkrijgt de aannemer 2/3A + 3/4B ton zand. In het mengsel moet 5/7·14=10 ton zand terechtkomen. Dus:
2/3A + 3/4B = 10.
Doe hetzelfde voor het cement. Je krijgt 2 vergelijkingen met 2 onbekenden A en B, hiermee zijn A en B te berekenen.