Nu doen we hetzelfde met de waarde 33 in plaats van 3. Stel:
y = 5√(33)
y is dan een getal, zodanig dat y5 = (33). We gaan y weer vrijmaken: y5 = 33 (y5)1/5 = (33)1/5 y = (33)1/5
Volgens de rekenregel voor machten zou dan moeten gelden: y = 33/5
Maar klopt dat wel? Laten we weer controleren: Klopt het dat y5 = (33)? (33/5)5= 33/5·33/5·33/5·33/5·33/5 = 3(3/5+3/5+3/5+3/5+3/5) = 3(5·3/5) = 33 Klopt!
Het handige van de notatie met gebroken machten is dat alle rekenregels voor machten en wortels gelden, en dus toegepast mogen worden. Dat rekent een stuk gemakkelijker dan het rekenen met wortels.