Hoi, Dank u wel dit snap ik nu wel, ik heb er opnieuw naar gekeken maar ik blijf alsnog bij beiden steken. Bij de eerste opgave zeggen ze dat de hoekensom driehoek OAM geeft hoek OMA = $\pi$ - (1/2$\pi$ -t) - (1/2$\pi$ - t ) = 2t. Hoe komen ze op $\pi$?
Of is die $\pi$ hetzelfde als 180 graden en dan kan de ontbrekende hoek zoals normaal met 180 graden het nu met radialen kunnen berekenen?
Vraag 2 Ik snap nu door mijn leesfout en uw hulp hoe ze op die formule komen, maar ik begrijp niet waarom ze de vector willen weten van QP? Daarna wordt er gezegd dat vector OT = vector OQ + vector 1/2QP + vector 1/2QP(L). Ik snap niet waarom ze dit doen en hoe je hiermee een bewegingsvergelijking mee kan opstellen.
Cindy
Cindy
Leerling bovenbouw havo-vwo - donderdag 8 maart 2018
Antwoord
1. Inderdaad in dit soort omstandigheden rekenen we met radialen; de som van de hoeken in een driehoek is $\pi$ radialen dus.
2. De vectoren $OQ$ en $QP$ hangen van $t$ af; de resulterende vector $OT$ dus ook, je krijgt de plaats van $T$ als functie van $t$. Dat is toch wat gezocht wordt? In het vierkant op de basis $QP$ geldt dat $QT=\frac12QP+\frac12QP(L)$ (ik neem aan dat $QP(L)$ betekent dat je $QP$ over een rechte hoek draait).