Algebra

Analyse

Bewijzen

De grafische rekenmachine

Discrete wiskunde

Fundamenten

Meetkunde

Oppervlakte en inhoud

Rekenen

Schoolwiskunde

Statistiek en kansrekenen

Telproblemen

Toegepaste wiskunde

Van alles en nog wat


\require{AMSmath}

Rekenregels voor machten

Beste,

Ik heb een probleem met volgende opgave:

-x·(-x2)·(-x)3·(-x)4=-x10

Zelf kom ik een positief getal x10 uit terwijl de som negatief moet uitkomen.

Ik weet dat bijvoorbeeld (22)3 = 26 en dat - - = + , + + = + en - + = - en + - = -. Daarom dat ik een positief getal uitkom terwijl dat hier fout is.

Maar wat is exact hier het verschil tussen een macht binnen de haken en een macht buiten de haken? en wat doe ik precies fout?

Alvast bedankt voor uw hulp
Vriendelijke groet

Evelin
Student universiteit België - donderdag 8 maart 2018

Antwoord

Ik zal 't stap voor stap uitwerken. Misschien kan je dan zien waar je de bocht uit vloog...

$
\eqalign{
& - x \cdot \left( { - x^2 } \right) \cdot ( - x)^3 \cdot \left( { - x} \right)^4 = \cr
& - x \cdot - x^2 \cdot - x^3 \cdot x^4 = \cr
& x^1 \cdot x^2 \cdot - x^3 \cdot x^4 = \cr
& - x^{10} \cr}
$

Weet je 't al? Volgens mij gaf je zelf het antwoord al, maar anders heb ik nog wel een idee...

WvR
donderdag 8 maart 2018

©2001-2024 WisFaq