Algebra

Analyse

Bewijzen

De grafische rekenmachine

Discrete wiskunde

Fundamenten

Meetkunde

Oppervlakte en inhoud

Rekenen

Schoolwiskunde

Statistiek en kansrekenen

Telproblemen

Toegepaste wiskunde

Van alles en nog wat


\require{AMSmath}

Term verschilrij

Geachte heer/ mevrouw,

Momenteel ben ik bezig met zelfstudie over rijen. Ik ben helaas al zo'n zes uren met twee opdrachten bezig en kom er niet uit. Het gaat om de volgende opdrachten: Opdracht 1: 400·1/2n-1-400·1/2n-2.Als oplossing geven ze:-400·1/2n-1.

Opdracht 2:(1,6)n+1·100-(1,6)n·100. Als oplossing geven ze:60·(1,6)n
Kunt u mij aub laten zien hoe zij hieraan gekomen zijn, opdat ik verder kan met studeren. Mijn hartelijke dank voor uw reactie en welgemeende excuses voor de vervelende vragen.

Met vriendelijke groet

Harrie
Student hbo - maandag 14 januari 2013

Antwoord

Bij de eerste opdracht gaat het kennelijk om de rij u(n)=400·1/(2n).
Er wordt je nu gevraagd u(n-1)-u(n-2) eenvoudiger te schrijven.
Je moet dus 400·1/2n-1-400·1/2n-2 eenvoudiger schrijven.
Breng 400·1/2n-1 buiten haakjes.
Je krijgt dan:
400·1/2n-1·(1-1/2-1)=400·1/2n-1·(1-2)=-400·1/2n-1

Bij de tweede opdracht gaat het om de rij: u(n)=100·1.6n.
Er wordt je gevraagd u(n+1)-u(n) eenvoudiger te schrijven.
Je moet dus 100×1.6n+1-100·1.6n vereenvoudigen.
Breng 100·1.6n buiten haakjes.
Je krijgt dan:
100·1.6n(1.6-1)=100·1.6n·0.6-=60×1.6n

hk
maandag 14 januari 2013

©2001-2024 WisFaq