Ik zet je op weg met voorbeeld 2 (accent voor afgeleide):
((tan(x3-x))3)' = 3.(tan(x3-x))2.(tan(x3-x))'
Je moet immers eerst de derdemacht afleiden en (a3)' = 3a2; alleen bevat die a een functie van x, dus je moet vermenigvuldigen met de afgeleide van a (hetgeen onder de derdemacht stond). Dat is nu een tangens, de afgeleide van tan(b) is ... maar ook hier is die b weer een functie van x, dus vermenigvuldigen met de afgeleide van b enzovoort. Probeer je even verder?