Algebra

Analyse

Bewijzen

De grafische rekenmachine

Discrete wiskunde

Fundamenten

Meetkunde

Oppervlakte en inhoud

Rekenen

Schoolwiskunde

Statistiek en kansrekenen

Telproblemen

Toegepaste wiskunde

Van alles en nog wat


\require{AMSmath}

Exponenten en logaritme

Ik heb twee opdrachten waar ik niet uitkom, ik zou u graag willen vragen mij stap voor stap uit hoe ik tot het goede antwoord kan komen . Het moest exact. Ik dank u bij voorbaat. Groetjes Bas Udinga
Hierbij de twee opdrachten:

10^0,02x = 5

(0,02 x staat als exponent)

De tweede som is:


5 - 3log(x2+26)=3

Bas Ud
Leerling bovenbouw havo-vwo - donderdag 25 juni 2009

Antwoord

Uit 10a=b volgt a=10log b.

Dus 100.02x=5 betekent 0.02x=10log(5)
Delen door 0.02 levert: x=1/0.02*10log(5)=50*10log(5)

Som 2:
5-3log(x2+6)=3 (ik neem aan dat dat 2-tje voor de 6 een tikfout is)

Trek 5 aan beide kanten af:
-3log(x2+6)=-2
3log(x2+6)=2

Uit 3log(a)=b volgt a=3b

Dus 3log(x2+6)=2 levert
x2+6=32
x2+6=9
x2=3
x=Ö3 of x=-Ö3

hk
donderdag 25 juni 2009

©2001-2024 WisFaq