Algebra

Analyse

Bewijzen

De grafische rekenmachine

Discrete wiskunde

Fundamenten

Meetkunde

Oppervlakte en inhoud

Rekenen

Schoolwiskunde

Statistiek en kansrekenen

Telproblemen

Toegepaste wiskunde

Van alles en nog wat


\require{AMSmath}

 Dit is een reactie op vraag 43066 

Re: Twee snijdende cirkels

Het heeft volgens mij ook te maken met de kijkhoek. Doordat punt T op de cirkelboog van c2 ligt, en TP door A en TQ door B blijft gaan, blijft de grootte van de kijkhoek (PQ) hetzelfde, constant. Maar is dit een bewijs?
en anders:Als hoek QAT constant is, moet QAP ook constant zijn, want samen zijn ze 180 gr. Als hoek BQA constant is, zal hoek AQP ook constant moeten zijn (?) Tja, hoe nu verder?

iris
Student hbo - woensdag 18 januari 2006

Antwoord

Ken je de stelling van de omtrekshoek:
"iedere omtrekshoek is half zo groot als de bijbehorende middelpuntshoek"?

En deze (direct gevolg):
Stelling van de constante hoek:
"Als punt P over de cirkelboog AB tussen de punten A en B beweegt, dan verandert de grootte van ÐAPB niet"

En deze:
Stelling van boog en koorde:
"Bij gelijke bogen behoren gelijke koorden"

Volg daarna de stappen zoals ik ze heb gegeven.

hk
woensdag 18 januari 2006

©2001-2024 WisFaq