ok bedankt. Kheb nog een vraagje: Er wordt 1 maal met 3 dobbelstenen gegooid. P("3 maal hetzelfde aantal ogen") is dat: #gunstige mogelijkheden = 1 #mogelijke uitkomsten = 1/6^3 dus 1/(1/6^3) = 216? dit klopt volgens mij toch niet want u kans zit altijd tussen 0 en 1 niet? en nog een vraagje die ik niet kan: P("de som van het aantal ogen is elf") hoe kan ik dit vinden adhv een berekening
peter
Student Hoger Onderwijs België - zondag 27 november 2005
Antwoord
Volgens mij zijn er 6 manieren om 'drie dezelfde' te gooien met drie dobbelstenen. In totaal zijn er 63 mogelijkheden om met 3 dobbelstenen te gooien.
Om 11 te gooien moet je even aan 't prutsen. Ik heb dat ooit omschreven als:
Schrijf het aantal ogen steeds van klein naar groot en probeer de aantallen ogen zo klein mogelijk te houden en zorg dat opeenvolgende ogen op z'n minst gelijk zijn, in ieder geval niet kleiner!
In dit geval betekent dat:
146 kan op 6 manieren 155 kan op 3 manieren 236 kan op 6 manieren 245 kan op 6 manieren 335 kan op 3 manieren 344 kan op 3 manieren