Graag had ik wat meer info over de regel i.v.m. de macht van een decimaal getal.
In een leerboek vind ik hetvolgende terug:
1 Bepaal eerst het teken. 2 Bereken de macht alsof er in het grondtal geen komma’s staan. 3 Bepaal de plaats van de komma met volgend regeltje: ”het aantal cijfers na de komma van een macht is het product van de exponent en het aantal cijfers na de komma in het grondtal”.
Vb (0,1)2 = 0,01
Kunnen jullie verklaren waarom dat derde puntje van de regel klopt? Hoe komt men aan macht 'maal' aantal decimalen?
Bedankt
Evelie
2de graad ASO - donderdag 3 maart 2005
Antwoord
Beste Evelien,
Ik neem aan dat je de regel voor breuken wel snapt? Als je twee breuken wil vermenigvuldigen met je de tellers en noemers apart vermenigvuldigen: a/b · c/d = ac/bd.
Schrijf in jouw voorbeeld 0,1 als 1/10, dan heb je: (1/10)2 = 1/10 · 1/10 = (1·1)/(10·10) = 1/100. Decimaal is dat 0,01.