zij f(x,y) een fct die homogeen is van de n-de graad. Toon aan dat n(n-1)f(x,y)=x2 (2e partiële afgeleide van f naar x)+2xy(2e part afg van f naar x en y)+y2(2e part afg van f naar y)
Ik vermoed dat je bij deze oefening de stelling van euler zal moeten gebruiken, maar hoe moet het dan verder?
bedankt!
Steph
Student universiteit België - donderdag 10 februari 2005
Antwoord
Hallo,
Ik denk dat het gemakkelijkst als volgt gaat: probeer de stelling eerst te bewijzen voor een f die gewoon een monoom is van graad n in x en y. Dus f = axmyn-m voor een 0mn.
Bereken de partiele afgeleiden naar x resp y van f: a m xm-1 yn-m en a (n-m) xm yn-m-1
Dan de tweedeordeafgeleiden: naar xx, naar xy en naar yy: ...
Reken dan het rechterlid uit, dus x2(2e part.afg. naar x) + ... En je zal zien dat je op (n2-n)axmyn-m = n(n-1)f(x,y) uitkomt.
Op die manier heb je het gevraagde bewezen voor elke term van de n-de graad, maar het is duidelijk (wegens de lineariteit van de afgeleide: D(a+b)=D(a)+D(b)) dat het dan ook geldt voor een willekeurige homogene veelterm.