Gegeven is een cirkel c(M,r). Op de cirkel liggen willekeurig een A B en C. We construeren nu de lijnstukken [MB] en [MC] en [AB] en [AC]. Het snijpunt van [AC] en [BM] noemen we X. Nu moeten we bewijzen dat hoek C + hoek A = hoek B
Maar hoe?
stijn
2de graad ASO - donderdag 10 februari 2005
Antwoord
Ik heb in de tekening de punten Y en Z ook geconstrueerd.
Je schrijft immers zelf, dat het over omtrekshoeken gaat. En: "een omtrekshoek is gelijk aan de helft van de boog waarop hij staat". En dan kan je de bogen uitdrukken in de hoeken. Ik stel maar wat vragen. - Waarom is bg(CY) = bg(BZ)? - Waarom is bg(AZ) = 2C (C = hoek ACZ)? (*) - Waarom is bg(BZ) = 180 - 2B - 2C (*) - Hoe groot is bg(CY) uitgedrukt in A? Lukt het nu verder? Overigens, bij mij geldt nu: A = B + C.
(*) Naar aanleiding van een reactie op deze vraag. Hier is gebruik gemaakt van de stelling: een omtrekshoek is gelijk aan de helft van de cirkelboog waarop die hoek staat. Het is een bekende stelling waarvan het bewijs in de meeste meetkundeboeken wel te vinden is.