we werken in de restklassenring 6,+,. als a=4, b=3 en c=0 en d=5 bereken dan ac-cd, ac, -d, atot de -1ste we vinden dat ab=ac. Hoe komt het dat je hieruit kan besluiten dat a=0 of b=c?
ac-cd heb ik gevonden nl 4.3-0.5 = 0 ac heb k ook gevonden nl 4.0=0 maar hoe bereken je nu de rest?
bedankt -xXx-
lynn
Student Hoger Onderwijs België - maandag 17 mei 2004
Antwoord
dag Lynn,
-d betekent het element dat bij optelling bij d de waarde 0 oplevert. Je zoekt dus een element uit de ring, waarbij je 5 moet optellen om 0 te krijgen. Kun je dat element bedenken? Ook als je het niet kunt bedenken, kun je in dit geval alle 6 elementen uitproberen, dat is nog wel te doen. a-1 betekent het element dat je met a moet vermenigvuldigen om 1 te krijgen. Dit element is er niet! Het element 4 heeft in deze ring geen inverse. Dan de laatste vraag.
Helaas kun je de conclusie die je noemt NIET trekken. Namelijk: 4·3 = 4·0 maar a is niet gelijk aan 0, en b is ook niet gelijk aan c. Dus ik weet niet goed wat je moet kunnen besluiten, maar in ieder geval niet dat a=0 of b=c. Of stond er soms: ... dat je hieruit NIET kan besluiten dat a=0 of b=c? De reden dat je dat niet kunt, zit hem juist in het feit dat van a geen inverse in de ring zit. groet,