Algebra

Analyse

Bewijzen

De grafische rekenmachine

Discrete wiskunde

Fundamenten

Meetkunde

Oppervlakte en inhoud

Rekenen

Schoolwiskunde

Statistiek en kansrekenen

Telproblemen

Toegepaste wiskunde

Van alles en nog wat


\require{AMSmath}

Ring

We moeten het volgende bewijzen:
a. -(-a) = a voor elke a Î V.
b. -a.b = -(a.b) voor alle a,b Î V.
c. -a.-b = a.b voor elke a,b Î V.

Voor a moet de volgende stelling gebruikt worden:
Voor elke ring geldt:
a. Er is maar één nulelement.
b. Elk element heeft maar één tegengestelde.

Voor b moeten de (ring)regel: de vermenigvuldiging is distributief over de optelling en de volgende stelling gebruikt worden:
Stelling: In elke ring geldt:
Voor elke a geldt a.n = n

Voor c moeten de antwoorden van a en b gebruikt worden.

Het lukt me niet om de bewijzen 'netjes' op te schrijven.

Kunnen jullie me helpen?

Godelieve

Godeli
Student hbo - zondag 25 april 2004

Antwoord

Beste Godelieve,

a. -(-a) is het tegengestelde van -a. Dus -(-a) + -a = 0 en ook a + -a = 0, want -a is het tegengestelde van a. Maar zo bezien zijn a en -(-a) beide tegengestelde van -a. Omdat 0 uniek is en het tegengestelde van -a ook uniek is, weten we dat -(-a) = a.

b. a.b + -a.b = (a+-a).b = 0.b = 0, dus -a.b is het tegengestelde van a.b, ofwel -a.b = -(a.b).

Om het helemaal netjes te maken moet je er nog wat aan schaven, maar dit zijn de basisideeën. Ik zou als ik jou was c. echt nog eens zelf proberen, en beginnen met -a.-b = -(a.-b) vanwege b.

Succes.

FvL
donderdag 29 april 2004

©2001-2024 WisFaq