|
|
\require{AMSmath}
Lijnen afstand
Beste, Ik heb deze opdracht gekregen voor school en begrijp twee tussen opdrachten niet: Opgave 6 Gegeven zijn de lijnen 𝑙:𝑥/2−𝑦/3=1 en 𝑚:𝑦=112𝑥+1. D) Bereken de afstand tussen de lijnen l en m in twee decimalen nauwkeurig. H) Op lijn l liggen de punten P(6,6) en Q(a,b). De middelloodlijn van lijnstuk PQ wordt (afgerond) gegeven door 𝑛:𝑦=−0,6𝑥+13,8. Bereken de coördinaten van punt Q. Bij D heb ik het vermoeden dat je de stelling van Pythagoras moet gebruiken maar ik kom uit op het antwoord -11. Dit kan niet kloppen denk ik. Bij H) begrijp ik uberhaupt niet wat ik moet doen.
Wyona
Leerling bovenbouw havo-vwo - zaterdag 1 september 2018
Antwoord
D) Neem een punt op de ene lijn, bijvoorbeeld $(2,0)$ op $l$, en neem de lijn loodrecht op $l$ door dat punt en snij die met $m$. De afstand tussen de twee punten is de afstand die je zoekt. H) De punten op de middelloodlijn hebben gelijke afstand tot $P$ en $Q$; het snijpunt van $n$ en $l$ ligt dus midden tussen $P$ en $Q$ op $l$.
kphart
|
Vragen naar aanleiding van dit antwoord? Klik rechts..!
zaterdag 1 september 2018
|
|
home |
vandaag |
bijzonder |
gastenboek |
statistieken |
wie is wie? |
verhalen |
colofon
©2001-2024 WisFaq - versie 3
|