Hoi, bedankt voor het antwoord!
Je mag hier uitgaan van de vorm (x2+cx+1) aangezien de constante term 1 is, lijkt me. Maar -1·-1 geeft toch ook 1?
En stel dat de constante term bv. 4 zou zijn. Wat doe je dan aangezien 4=4·1, 4=(-4)·(-1),4=2·2...?Sarah
18-5-2015
Daar zit wel iets in...
Gebruik dan:
(x2+ax+b)(x2+cx+d)=x4+x2+1
Je krijgt dan:
a+c=0
ac+b+d=1
ad+bc=0
bd=1
Oplossen geeft:
a=-1 en b=1 en c=1 en d=1 of
a=1 en b=1 en c=-1 en d=1
..goed plan...
WvR
18-5-2015
#75619 - Lineaire algebra - Student Hoger Onderwijs België