WisFaq!

\require{AMSmath} geprint op vrijdag 22 november 2024

Tellen

Een getal van 5 cijfers wordt gevormd:
a. totaal aantal
b. met verschillende cijfers
c. met één paar gelijke cijfers
d. met 2 paar gelijke cijfers
e. met 3 gelijke cijfers
f. met drie en twee gelijke cijfers
g. met 4 gelijke cijfers
h. met 5 gelijke cijfers
getallen mogen met 0 beginnen en de som van b tot h moet a zijn, en dit klopt niet.

Ik heb het volgende
a. 100 000
b. 10·9·8·7·6=30240
c. 10·9·8·7 ·10 = 50400
d. 10·9·8· 10 · 3 = 21600
e. 10·9·8·10=7200
f. 10·9·10=900
g. 10·9·5=450
h. 10
Waar zit mijn fout?

Dina
19-11-2014

Antwoord

Hallo Dina,

Je fout zit bij d:
Een redenatie achter de berekening is:
Zo zou je uitkomen op:

Totaal aantal mogelijkheden = 10x10x9x3x8 = 21600

Maar: nu heb je alle mogelijkheden dubbel geteld! Immers, als dubbele paartjes kies je bijvoorbeeld de cijfers 1 en 2, en later kies je nog eens 2 en 1. Op deze manier worden alle mogelijkheden twee keer samengesteld. Het berekende aantal van 21600 moet je dus delen door 2. Voor situatie d) kom je dan uit op 10800 mogelijkheden, en dan klopt de som van b t/m h wel.

GHvD
19-11-2014


© 2001-2024 WisFaq
WisFaq - de digitale vraagbaak voor het wiskunde onderwijs - http://www.wisfaq.nl

#74357 - Statistiek - 3de graad ASO