Hallo,
Mij wordt gevraagd de stelling van Thales te benoemen en te bewijzen. Nu vind ik onder deze titel verschillende stellingen, namelijk "evenwijdige lijnen snijden van twee lijnen evenredige stukken af" en "als een zijde van een driehoek de middellijn van de omgeschreven cirkel van die driehoek vormt, is deze driehoek rechthoekig".
Nu vraag ik mij af: welke van deze omschrijvingen wordt over het algemeen als DE stelling van Thales gezien, en moet ik dus bewijzen? Of is het zo dat deze stellingen altijd in verband met elkaar staan en ik de een bv. moet gebruiken om de ander te bewijzen?
Alvast bedankt!Roos
6-4-2010
Misschien moet je maar 's kijken op Stelling van Thales (Prop. III-31). Daar staat precies hoe het zit, met bewijs, animaties, uitleg en nog veel meer...
WvR
6-4-2010
#62119 - Vlakkemeetkunde - Student universiteit