Ter gelegenheid van haar verjaardag wil Heidi haar 22 klasgenootjes op een snoepje trakteren. Ze beschikt over 7.50 euro en heeft de keuze tussen snoepjes van 0.40 euro en van 0.30 euro het stuk. Hoeveel snoepjes van elke soort kan ze kopen?charlotte
11-10-2004
Schrijf op wat je weet..
0,4x + 0,3y = 7,50
x + y = 22
De truc is om in de bovenste vergelijking de x uit te drukken in y of andersom. Dat doe je met behulp van de onderste vergelijking. Bijvoorbeeld zo:
x + y =22
x - 22 = -y
y = -(x-22)
y = -x+22
0,4x + 0,3(-x+22)= 7,50
0,4x + -0,3x + 6,6 = 7,50
0,1x + 6,6 = 7,50
0,1x = 0,90
x=9
y=13
groet
pl
11-10-2004
#28399 - Vergelijkingen - 1ste graad ASO-TSO-BSO