Vraagje:
1) Men werpt met drie dobbelstenen. Bepaal de kan dat er tenminste een zes bij is.
2)Dat er drie zessen zijn onder de voorwaarde dat er tenminste 1 zes bij is.
Ik dacht het op te lossen met de algemene optelregel maar in mij formuleboek gaat die over gebeurtenissen A en B. Is die regel er ook in algemene vorm voor meer dan twee gebeurtenissen ? Hoe ziet 'ie er dan uit ? Of zit ik op het verkeerde spoor?
Binomiaalcoefficienten gebruiken ?
Wat wordt er eigenlijk bedoeld met de tweede vraag ?
Groeten
Thijs
28-2-2004
1.
Dit lijkt me meer iets voor de complementregel. Met de somregel zou je de kans op 1, 2 of 3 zessen moeten berekenen. Samen met de kans op 0 zessen is dat 1, dus ligt de complementregel meer voor de hand:
P(minstens 1 zes) = 1 - P(0 zessen)
2.
Hiermee wordt bedoeld dat je al weet dat er minstens 1 zes bij zit. De vraag is dan wat is de kans dat het er 3 zijn?
P(3 zessen)=(1/6)30,0463. De kans op minstens 1 zes weet je al.. (zie 1.)
..en dan jij weer...
WvR
28-2-2004
#20807 - Kansverdelingen - Student hbo