dx/(x·x·(a-b+x))
Ik heb dit reeds proberen oplossen via splitsen van de breuk maar dan kom ik 2 vergelijkingen in 3 opnbekenden uit.
Hoe integreer ik dit wel?Filip Haentjens
27-2-2004
Bij het breuksplitsen maak je eerst een ontbinding van de noemer in factoren.
Je kunt drie gevallen onderscheiden:
- Alle factoren zijn eerstegraads en verschillend
- Sommige factoren zijn tweedegraads onontbindbaar
- Sommige factoren zijn gelijk
In geval 1 kun je de breuk splitsen in
A/factor1 + B/factor2 + ...
In geval 2 kun je de breuk splitsen in
(Ax + B)/tweedegraads + C/factor + ...
In geval 3 (en dat is jouw geval) kun je de breuk splitsen in
A/factor1 + B/factor12 + ... + C/factor2 + ...
Zo kom je toch aan je drie vergelijkingen met drie onbekenden.
succes,
Anneke
27-2-2004
#20746 - Integreren - Student Hoger Onderwijs België