WisFaq!

\require{AMSmath} geprint op dinsdag 16 april 2024

Steekproefomvang

De formule: a=z·Ö((p(1-p))/n)
a=5
z=1,96
p=50

Uitkomst steekproefomvang: n=385

Echter de populatie is slechts 200!

Correctiefactor: N/(n+N-1) = 200/584 0,34

Steekproef=n·correctiefactor = 132

Moet de steekproefomvang echt zo groot zijn (66% van de totale populatie)? Voor mijn gevoel zouden op een populatie van 200 een bruikbare repons van 30 personen reeds voldoende moeten zijn?

Waarom behoeft er geen rekening gehouden te worden met de homogeniteit van de steekproef?

Martin
21-8-2003

Antwoord

Toch is dat zo, stel Pietje heeft een respons van 30. Bij een vraag is het werkelijk percentage voorstanders 50%. Pietje vindt er door het toeval echter 13, hetgeen heel vaak voorkomt (gooi maar eens 30 keer met een munt en tel het aantal kop). Wel een afwijking van meer dan 6%. Willem vindt in het zelfde geval 17 voorstanders (uit 30%) een afwijking met pietje van ruim 12%.

Moraal, hele populatie aanschrijven en dan maar kijken wat je terugkrijgt.

De homogeniteit? Wat bedoel je hiermee precies, wellicht representativiteit? Dat zit hier niet in, achteraf kun je daar nog wel naar kijken en eventueel hierop een chi-kwadraat toets loslaten. Op voorhand is het gewoon onmogelijk om dat bij een schriftelijke enquete met een aselecte steekporf te sturen. Overigens, wanneer je de hele populatie aanschrijft hoef je hier op voorhand zeker niet naar te kijken.

Met vriendelijke groet

JaDeX

jadex
22-8-2003


© 2001-2024 WisFaq
WisFaq - de digitale vraagbaak voor het wiskunde onderwijs - http://www.wisfaq.nl

#13639 - Steekproeven - Student universiteit