
De vraag:
Stel een vergelijking op van de lijn p door het punt D(-4, 7) die loodrecht staat op de lijn q door de punten O en E(-1, 4).
Ik had dit als antwoord ((getal getal) zonder komma is een vector):
rq = (1 -4) - (0 0) = (1 -4)
p loodrecht op q dus rp = (4 1)
dan p: 4x + y = c = 4(-4) + 7 = -9
dus p: 4x + y = -9
In de uitwerkingen wordt simpelweg dit gezegd:
rq = (1 -4)
p loodrecht op q dus nq = rp = (1 -4) en dan rekenen ze daarmee verder, maar omdat het loodrecht is moet je toch de normaalvector van q pakken en dat is dan toch gewoon de richtingsvector naar links of rechts draaien? De normaalvector kan toch niet hetzelfde zijn als de richtingsvector?
Klopt de uitwerking gewoon niet of doe ik wat fout?
Leerling bovenbouw havo-vwo - dinsdag 18 maart 2025