\require{AMSmath}
Vraagstuk oplossen met stelling van Pythagoras
In een rechthoek ABCD is een rechthoekige driehoek AEB (met E de rechte hoek) getekend. Gegeven is dat BC = 3 en DE = 3. Nu vragen ze om de lengte van AB (of x) te berekenen. Ik ben er vanuit gegaan dat AD = 3 (overstaande zijde in een rechthoek zijn gelijk). In driehoek ADE heb ik de stelling van Pythagoras toegepast om zijde AE te berekenen. Ik kom 3 $\sqrt{}$ 2 uit. Nu zit ik echter vast omdat ik niet weet hoe ik verder moet. Ik dacht EC = x - 3, om zo de stellig van Pythagoras toe te passen in driehoek EBC. Maar dit wordt dan te complex
2de graad ASO - zondag 1 december 2024
Antwoord
Hallo Lien, Laat je niet te snel ontmoedigen: met jouw aanpak verwacht je iets complex, maar dat valt erg mee. Gewoon netjes uitwerken: In driehoek EBC geldt: BE2 = EC2 + 32 BE2 = (x-3)2 + 32 BE2 = x2-6x+9 + 9 BE2 = x2-6x+18 In driehoek AEB geldt: x2 = BE2 + AE2 met BE2=x2-6x+18 en AE2=(3 $\sqrt{}$ 2)2=18 wordt dit: x2 = x2-6x+18 + 18 x2 = x2-6x+36 6x=36 x=36/6=6 Overigens kan je dit ook meetkundig berekenen: AD = DE = 3, dus driehoek ADE is gelijkbenig. Dan geldt: hoek DAE = hoek DEA. Deze hoeken samen zijn 180°-90°=90° (hoekensom in driehoek ADE), dus: hoek DAE = hoek DEA = 45°. Dan vind je voor hoek BEC: Hoek BEC = 180°-45°-90° = 45° (Hoek DEC is gestrekte hoek, dus 180°). Hoek BEC is dan ook 45° (hoekensom in driehoek EBC), dus driehoek EBC is weer gelijkbenig met EC=BC. Conclusie: EC=3, dus DC=3+3=6, dus x=6. OK zo?
©2004-2024 WisFaq
|