Printen \require{AMSmath}

Reëel en imaginair deel van complexe getallen berekenen

Ik heb een vraag over deze oefeningen:

a) z1= 1/i (mijn oplossing is dat het reëele deel 0 is en het imaginaire deel -1 maar ik ben hier niet zeker over)

b) z2= 1/1-i $\sqrt{}$ 3 (mijn oplossing: reëel= 1/4 imaginair= $\sqrt{}$ 3/4 maar ben hier ook niet zeker over)

c) z3=(-2+5i)·(1+3i)/2+3i - (2/13-3/13i) (ik weet niet goed hoe ik aan deze oefening moet beginnen)

Alvast bedankt voor de hulp!

3de graad ASO - vrijdag 19 april 2024

Antwoord

a. $i^{-1}=-i$, dus dat klopt
b. $1/(1-i\sqrt3)=\frac14+\frac14i\sqrt3$, denk om de haakjes!
c. Ik weet ook niet hoe ik moet beginnen want ik zie niet goed hoe de haakjes zouden moeten staan; schrijf die nog eens ondubbelzinnig op.

©2004-2024 WisFaq