|
|
\require{AMSmath}
Modulus
Beste
We hebben net bewezen dat de som van de kwadraten van de natuurlijke getallen gelijk is aan 1/6·n·(n+1)·(2n+1). Dit begrijp ik, maar dan kwam de prof af met 'de modulus'.
Hij noteerde dit over de somformule op bord:
n: n = 0 mod 3 2n+1: n = 1 mod 3 dus 2n = 2 mod 3 dus 2n+1 = 0 mod 3 n+1: n = 2 mod 3
Hoe komt die aan al deze getallen? Ik zie niet in hoe je aan de modulusnotatie komt...
Alvast bedankt!
Emily
Student Hoger Onderwijs België - maandag 9 april 2018
Antwoord
Het lijkt erop dat de 'prof' wilde bewijzen dat n·(n+1)·(2n+1) deelbaar is door 3. n mod p betekent: de rest bij deling van n door p. Hij loopt nu drie mogelijkheden af: n is deelbaar door 3 (dus n mod 3=0), dan is n·(n+1)·(2n+1) ook deelbaar door 3
De deling van n door 3 heeft rest 2, (dus n mod 3=2): dan is n+1 dus deelbaar door 3 en dan is n·(n+1)·(2n+1) ook deelbaar door 3
De deling van n door 3 heeft rest 1 (dus n mod 3=1) Begrijp je dat 2n dan rest 2 heeft bij deling door 3? En begrijp je dan dat 2n+1 deelbaar is door 3? Maar dan is n·(n+1)·(2n+1) ook deelbaar door 3.
Ik denk eigenlijk dat de bedoeling van de exercitie was om aan te tonen dat n·(n+1)·(2n+1) deelbaar is door 6. Deelbaar door 3 weten we nu dus al. En als n even is dan is n·(n+1)·(2n+1) natuurlijk deelbaar door 2. Als n oneven is dan is n+1 deelbaar door 2.
Dus n·(n+1)·(2n+1) deelbaar is door 6.
|
Vragen naar aanleiding van dit antwoord? Klik rechts..!
maandag 9 april 2018
|
|
home |
vandaag |
bijzonder |
gastenboek |
statistieken |
wie is wie? |
verhalen |
colofon
©2001-2024 WisFaq - versie 3
|