|
|
\require{AMSmath}
Vergelijkingen oplossen
Mijn dochter snapt niets van het hoofdstuk vergelijkingen oplossen. Al erg vaak om uitleg gevraagt maar begrijpt het nog niet. Voorbeelden: 7a-2=8-3a 4b+2=2b+14
Alvast bedankt
nikki
Leerling onderbouw vmbo-havo-vwo - woensdag 1 november 2017
Antwoord
De truc bij dit soort eenvoudige vergelijkingen is de volgende: breng een scheiding aan tussen de termen waarin de onbekende voorkomt en de vaste getallen. Dit wordt gedaan door steeds links en rechts hetzelfde te doen. Bij de eerste vergelijking tel je aan beide kanten 3a op waardoor je krijgt: 10a - 2 = 8 Daarna tel je aan beide kanten 2 op. Je krijgt 10a = 10 Ten slotte deel je aan beide kanten door 10 wat a = 1 oplevert. De oplossing is daarmee gevonden en als a = 1 nu wordt ingevuld in de oorspronkelijke vergelijking, dan komt er te staan 7 - 2 = 8 - 3 en dat klopt vrij goed, lijkt me.
Bij de tweede vergelijking trek je aan beide kanten 2 af waarna je 4b = 2b + 12 krijgt Trek je daarna aan beide kanten 2b er vanaf, dan krijg je 2b = 12 en een deling door 2 levert direct b = 6 op. Invullen van b = 6 in de oorspronkelijke vergelijking geeft 24 + 2 = 12 + 14 en ook dat klopt.
Meer dan dit is het niet!
MBL
|
Vragen naar aanleiding van dit antwoord? Klik rechts..!
woensdag 1 november 2017
|
|
home |
vandaag |
bijzonder |
gastenboek |
statistieken |
wie is wie? |
verhalen |
colofon
©2001-2024 WisFaq - versie 3
|