De digitale vraagbaak voor het wiskundeonderwijs

home |  vandaag |  gisteren |  bijzonder |  gastenboek |  wie is wie? |  verhalen |  contact

HOME

samengevat
vragen bekijken
een vraag stellen
hulpjes
zoeken
FAQ
links
twitter
boeken
help

inloggen

colofon

  \require{AMSmath} Printen

Derdegraadsvergelijkingen

Ik vraag mij af hoe het aantal oplossingen van ax3+bx2+cx=0
afhangt van de coefficienten a, b en c. Ik weet dat als b en c gelijk zijn dat er dan vaak twee inplaats van drie oplossingen zijn. Maar hoe het precies zit is mij niet duidelijk. Ik hoop dat u tijd heeft en dat u deze vraag kan beantwoorden.

Maren
Leerling bovenbouw havo-vwo - woensdag 5 maart 2003

Antwoord

x(ax2 + bx + c) = 0 geeft x = 0 of ax2 + bx + c = 0

Wat de waarden van a, b en c dus zijn, je hebt altijd minstens één oplossing, namelijk x = 0. Extra oplossingen kunnen nu nog komen van de tweedegraads vergelijking ax2 + bx + c = 0. Dat aantal kan 0, 1 of 2 bedragen en dat hangt, zoals je vast weet, af van de discriminant. Als je het over tweedegraadsvergelijkingen hebt, dan moet dus a ¹ 0 zijn.
Bovendien kan er uit ax2 + bx + c = 0 natuurlijk óók x = 0 komen, en dan heb je geen nieuwe oplossing gevonden, want x = 0 heb je sowieso.
Dat geval doet zich voor als c = 0 (vul maar x = 0 in!)
Een bizar geval krijg je als a = 0 en b = 0 en c = 0. Dan heb je namelijk de vergelijking 0.x2 + 0.x + 0 = 0 en daaraan voldoet iedere x. In dit geval is het aantal oplossingen dus zelfs oneindig groot!
Je ziet nu in welke richting je moet zoeken.

MBL
Vragen naar aanleiding van dit antwoord? Klik rechts..!
woensdag 5 maart 2003



home |  vandaag |  bijzonder |  gastenboek |  statistieken |  wie is wie? |  verhalen |  colofon

©2001-2024 WisFaq - versie 3