De digitale vraagbaak voor het wiskundeonderwijs

home |  vandaag |  gisteren |  bijzonder |  gastenboek |  wie is wie? |  verhalen |  contact

HOME

samengevat
vragen bekijken
een vraag stellen
hulpjes
zoeken
FAQ
links
twitter
boeken
help

inloggen

colofon

  \require{AMSmath} Printen

Vergelijking met complexe getallen

Los op:

(1 + √3 . i)3

Uitwerking:
= 1 + 3 √3 . i + 9 . i2 + (√3)3 . i3

Mijn vraag:
Dit zou moeten gelijk zijn aan -8 ? Hoe werk je deze oefening verder uit?

Sebast
3de graad ASO - zondag 14 september 2014

Antwoord

i2=-1 en i3=-i, dus

= 1 + 3√3·i - 9 - 3√3·i
= 1 - 9
= -8

Wie is wie?
Vragen naar aanleiding van dit antwoord? Klik rechts..!
zondag 14 september 2014



home |  vandaag |  bijzonder |  gastenboek |  statistieken |  wie is wie? |  verhalen |  colofon

©2001-2024 WisFaq - versie 3