|
|
\require{AMSmath}
Nulhypothese
Ik heb deze opgave gekregen: 818 805 931 886 1.136 948 1.146 1.192 805 821 1.033 1.054 1.555 1.161 1.092 733 1.142 812 1.065 1.059 1.295 1.076 1.074 973 1.284 800 1.239 1.304 947 1.096 926 993 1.067 1.376 1.012 1.057 1.102 1.243 1.240 1.004 1.080 1.052 1.352 1.096 649 974 1.093 1.030 970 797 961 791 1.313 1.069 1.077 1.285 1.138 1.012 1.185 997 849 984 1.026 657 1.419 1.153 1.102 1.094 416 743 1.153 1.060 1.269 1.245 925 1.006 981 937 915 1.195 1.090 1.311 866 945 1.245 1.212 901 519 906 807 950 1.313 1.232 1.023 1.136 1.133 1.307 892 1.200 999 Toets de hypothese: H0: µ = 1000 versus H1: µ $>$ 1000 (= 0,05). Ik kom hier niet uit! Kunnen jullie mij hierbij helpen?
Shirle
Student hbo - maandag 2 december 2013
Antwoord
Hallo Shirly,
Mag je aannemen dat deze steekproef is genomen uit een normaal verdeelde populatie? Bereken dan het gemiddelde en de standaarddeviatie van je steekproef.
Vervolgens neem je even aan dat H0 waar is, dus m=1000. Dan bereken je de kans dat je bij een steekproef van 100 waarnemingen een gemiddelde vindt dat groter is dan jouw gevonden gemiddelde. Je kunt hiervoor een grafische rekenmachine gebruiken, of bijvoorbeeld onderstaand hulpje. Vul de juiste waarden in, vergeet hierbij vooral de Ön-wet niet!: Wanneer deze kans kleiner is dan 0,05, dan is het onwaarschijnlijk dat H0 waar is. Je verwerpt H0 en neemt aan dat het werkelijke gemiddelde groter is dan 1000. Wanneer de gevonden kans groter is dan 0,05, dan is er niet voldoende aanleiding om H0 te verwerpen. Je neemt dan aan dat de gevonden waarde van je steekproefgemiddelde door toeval afwijkt van het werkelijke gemiddelde van je populatie.
Lukt het hiermee?
|
Vragen naar aanleiding van dit antwoord? Klik rechts..!
maandag 2 december 2013
|
|
home |
vandaag |
bijzonder |
gastenboek |
statistieken |
wie is wie? |
verhalen |
colofon
©2001-2024 WisFaq - versie 3
|