|
|
\require{AMSmath}
Breuken vereenvoudigen
Hoi, ik heb morgen oh wiskunde en ik snapte alles tot ik nu twee vervelende oefening voor me heb liggen waar ik helemaal niets van snap. De eerste is: (a3.b) . (b.c2)4 -------------------- b5.c2
Ik kom hier als uitkomst steeds a(tot de zesde) b5 c (tot de veertiende) uit. En ik snap niet wat ik fout doe.
Mijn volgende oefening snap ik helemaal niet,ik kan ze niet uitrekenen.
Omdat ze nogal moeilijk is om hierop te zetten (wordt te ingewikkeld) zal ik een beetje uitleg geven. Het is een oefening net zoals hierboven maar dan helemaal binnen de haakjes (dus alles tussen grote haakjes) en dan tot macht -3 en wij hebben geleerd dat je dat getal dan breukstreep 1 moet van maken bv. 5 Tot - 3 word 1/5 tot de derde. Maar dan zit ik met 3 delingen? Kunnen jullie mij helpen? Wacht ik krijg de oefening er toch nog op:
(a.b2) ______ (Heel deze breuk tot de vierde) . (b.c2)tot min 2 de c3 _____ a min 2 de
Dorien
2de graad ASO - donderdag 13 oktober 2005
Antwoord
Het recept lijkt me, haakjes wegwerken, termen samennemen,wegdelen.
a3·b·b4·c8 a3·b5·c8
de factoren uit de noemer b5·c2 kunnen dan weggedeeld worden op de teller zodat overblijft a3·c6 Je weergave van je tweede vraag kan ik niet echt vatten. Misschien kan je het iets duidelijker overbrengen of probeer het eerst met de bovenstaande principes.
groet
pl
|
Vragen naar aanleiding van dit antwoord? Klik rechts..!
donderdag 13 oktober 2005
|
|
home |
vandaag |
bijzonder |
gastenboek |
statistieken |
wie is wie? |
verhalen |
colofon
©2001-2024 WisFaq - versie 3
|