|
|
\require{AMSmath}
Verschillende vragen over wiskunde
Vraag1:Floris maakt een foto van een dia. De dia is 35 bij 25mm. De afmetingen van de foto worden 6 keer zo groot A)Bereken de afmetingen van de foto? B)Floris heeft een stuk karton van 25 bij 19 cm. Is het mogelijk de foto zo te vergroten dat het karton precies bedekt wordt?(uitleg) Vraag2: Jan is gefotografeerd terwijl hij aan het surfen was. Op de dia is hij 12mm lang. Van dez dia maakt hij een vergroting. Op deze vergroting is Jan 15cm lang. A)Met welke getal zijn de afbeeldingen vermenigvuldigd? B)De mast van de surfplank is op de foto 25cm. Hoe lang is de mast op de dia? Vraag3:Marieke ontwerpt een affiche voor een disco op haar school. De afmetingen zijn 60cm bij 42cm. Voor de schoolkrant moet een verkleining van dit affiche gemaakt worden. De afmetingen van een schoolkrantpagina zijn 150mm bij 105mm. A)Door welk getal moeten de afmetingen van het onderwerp gedeeld worden? Vraag4:Voor de reisuitvoering van een bekend spel zijn dobbelstenen nodig van 1.5cm x 1.5cm x 1.5cm. Die worden in Taiwan gemaakt. Ze worden naar Europa vervoerd in dozen met een bodem van 24cm bij 24cm. De hoogt van dozen is 30cm. A)Hoeveel dobbelsteentjes passen er op de bodem van de doos? B)Hoeveel dobbelsteentjes passen er in totaal in zo'n doos? Vraag5: Een dos hagelslag heeft een bodem van 4cm x 8cm. De hoogte is 15 cm. De doos bevat 400 gram hagelslag. A)Hoeveel keer zo groot is de inhoud van de grote doos? B)Hoeveel gram hagelslag kan in deze doos? Alvast bedankt voor de uitleg van deze vragen.....
cicek
Leerling onderbouw vmbo-havo-vwo - zondag 25 januari 2004
Antwoord
Deze vragen gaan allemaal over verhoudingen. Je kunt daarbij een verhoudingstabel gebruiken. Daarbij zet je boven steeds de tekening (of de dia bijvoorbeeld) en onder de vergroting of de werkelijke lengtes. Opgave 1. Je kunt de vraagtekens vinden door de afmetingen van de dia te vermenigvuldigen met 6. Voor het karton: Lukt het nu om één getal te vinden zodat: 35 x ... = 250 25 x ... = 190 Opgave 2. Kijk maar eens goed... waarme moet je 12 vermenigvuldigen om 150 te krijgen? En wat moet je met 2500 doen om het vraagteken te berekenen? Opgave 3. Waardoor moet je 600 delen om 150 te krijgen? Opgave 4. Hoe vaak past 1,5 in 24? Hoevaak past een vierkantje van 1,5x1,5 in een vierkant van 24x24? Hoe vaak past 1,5 in 30? Dus hoevaak past 1,5x1,5x1,5 in 24x24x30? Opgave 5. Hier klopt iets niet... kijk maar eens goed..
|
Vragen naar aanleiding van dit antwoord? Klik rechts..!
zondag 25 januari 2004
|
|
home |
vandaag |
bijzonder |
gastenboek |
statistieken |
wie is wie? |
verhalen |
colofon
©2001-2024 WisFaq - versie 3
|