Differentiequotiënt
Hallo,
Bij vraag c en d: hoe zou ik deze vragen het beste kunnen aanpakken?
Wat ik doe is naar een waarde zoeken die aan de verandering voldoet. Alleen duurt dat te lang en heb ik op de toets zeker niet zo lang. Is er een snellere manier om deze vragen te doen?
Alvast bedankt
kim
Leerling bovenbouw havo-vwo - zaterdag 12 september 2020
Antwoord
Bij c. kan je lijn door (0,28) en (12,0) tekenen. Dit is de lijn met een richtingscoëfficiënt -2 die hoort bij het differentiequotiënt van -2. Je krijgt dan 3 snijpunten. Dat zijn de punten die je zoekt.
Bij d. is het iets lastiger. Je zou een tabelletje kunnen maken met de waarden van $x$ en $y$ en het bijbehorende differentiequotiënt.x y dy/dx 0 28 2 12 -8 4 12 -4 6 16 -2 8 16 -1,5 10 0 -2,8 12 4 -2 14 12 -1,142857143 Dat levert al een mogelijkheid op. Het differentiequotiënt dat hoort bij [0,4] is -4. Je ziet ook dat dit de enige mogelijkheid moet zijn. Voor $x$<$4$ wordt het differentieqotiënt kleiner en voor $x$>$4$ groter. Het antwoord zou moeten zijn dat voor $q=4$ het differentiequotiënt op [0,4] gelijk is aan -4.
Bij opgaven 'onderzoek' heb je meestal niet zo veel aan een standaard aanpak. Het is juist de bedoeling dat je iets 'slims' bedenkt. Soms moet je gewoon maar 's wat proberen. Wat krijg je als je [0,2] of [0,4] neemt? Dan krijg je al een idee...
Dat soort werk kost dan wel iets meer tijd. Die tijd moet je dan maar nemen...
Helpt dat?
zaterdag 12 september 2020
©2001-2024 WisFaq
|