Examenvraag mbo 82-83
Ik krijg bij a. een verkeerde hoek bij de volgende opgave:
Gegeven zijn de punten A(6,0,0), C(0,6,0) en D(0,0,6). Deze punten zijn de hoekpunten van een kubus OABC·DEFG. Tevens zijn gegeven de punten P(10,0,1) en Q (0,10,6).- Bereken de hoek tussen lijn PQ en vlak BGO
- PQ snijdt het vlak ABF in S en het vlak OCG in T. Bereken de lengte vsn lijnstuk ST.
Voor PQ heb ik l(-2,2,1). Trouwens moet je hier de steunvector gebruiken je hebt m eigenlijk niet nodig toch?
Als ik zo zie dan is het punt B (0,6,6). Voor vlak BGO heb ik l(1,1,0)+m(-1,0,1). Dan heb ik hieruit de normaalvector (a,b,c)=(1,-1,1). En voor de hoek $\Phi$=0,69$\pi$.
Het model geeft 0,2$\pi$.
Hoe ik eventueel aan mijn vectorvoorstellingen kom? De hoek heb ik in mijn uitwerking opgestuurd.
mboudd
Leerling mbo - maandag 20 april 2020
Antwoord
Voor het berekenen van de hoek tussen PQ en het vlak heb je alleen de richtingsvector van PQ nodig:
$ \overrightarrow {PQ} = \overrightarrow Q - \overrightarrow P = \left( {\matrix{ 0 \cr {10} \cr 6 \cr
} } \right) - \left( {\matrix{ {10} \cr 0 \cr 1 \cr
} } \right) = \left( {\matrix{ { - 10} \cr {10} \cr 5 \cr
} } \right) \buildrel \Delta \over = \left( {\matrix{ { - 2} \cr 2 \cr 1 \cr
} } \right) $
Ik denk dat het $ B(6,6,0) $ moet zijn.
$ n_{BGO} = \left( {\matrix{ 1 \cr { - 1} \cr 1 \cr
} } \right) $
Dat klopt!
$ \eqalign{ & \cos \phi = {{\left| {\left( {\matrix{ { - 2} \cr 2 \cr 1 \cr
} } \right) \cdot \left( {\matrix{ 1 \cr { - 1} \cr 1 \cr
} } \right)} \right|} \over {\left| {\left( {\matrix{ { - 2} \cr 2 \cr 1 \cr
} } \right)} \right| \cdot \left| {\left( {\matrix{ 1 \cr { - 1} \cr 1 \cr
} } \right)} \right|}} = {1 \over 3}\sqrt 3 \cr & \phi \approx {\rm{0}}{\rm{,955316}}... \cr & \varphi \approx {1 \over 2}\pi - {\rm{0}}{\rm{,955316}}... \approx {\rm{0}}{\rm{,6154}}... \cr & \varphi \approx {\rm{0}}{\rm{,20}}\pi \cr} $
Helpt dat?
maandag 20 april 2020
©2001-2024 WisFaq
|