Bissectrices, verhoudingen en hoeken
Hallo,
Ik heb de volgende opdracht gekregen, als ik eenmaal één of twee hoeken weet, weet ik hoe ik verder moet. Maar ik heb geen idee hoe aan deze som te beginnen.
\to In driehoek ABC trekt men de bissectrices AD en CE. Het snijpunt der bissectrices is K. Indien CK:KE=3:2 en bovendien \angleA-\angleB=60⁰. Bereken de hoeken van de driehoek.

Alvast bedankt voor de moeite. Groeten
Jelle
Leerling bovenbouw havo-vwo - zaterdag 13 mei 2017
Antwoord
Hallo Jelle,
Twee dingen om je op weg te helpen:
1. De verhouding AE:AC is gelijk aan EK:KC. Dat heet de bissectricestelling. Die stelling kun je inzien als je naar de oppervlaktes van \Delta AEK en \Delta ACK kijkt. De hoogtes vanuit K op AE en AC zijn gelijk (eigenschap bissectrice) en de hoogtes vanuit A op EK en KC zijn vanzelfsprekend ook gelijk. Dus als KC 1,5 keer zo groot is als EK, dan is de oppervlakte van \Delta AKC ook 1,5 keer zo groot als die van \Delta AEK en is vervolgens AC ook 1,5 keer zo groot als AE.
Je kunt nu bijvoorbeeld AC=3 stellen en AE=2.
2. Met de hoekensom van \Delta ABC kun je zien dat \angle C=120^{\circ} - 2\cdot\angle B oftewel \frac 12 \angle C=60^{\circ} - \angle B. Hieruit volgt dat \angle BEC = 120^{\circ} en \angle AEC = 60^{\circ}.
Met de cosinusregel in \Delta AEC kun je nu CE uitrekenen. En daarna kun je \angle A bepalen. En dan zou het verder moeten lukken.
Succes.
Met vriendelijke groet,
zondag 14 mei 2017
©2001-2025 WisFaq
|