Maar je hebt toch pythagoras nodig om de hoogte berekenen? Kunt u aub de stappen uitleggen in dit geval wat u precies bedoelt?
Linda
Leerling onderbouw vmbo-havo-vwo - zondag 10 april 2016
Antwoord
Noem de gelijkbenige driehoek die het grondvlak vormt ABC waarbij AB = 8 en AC = BC = 10. Je wilt van deze driehoek de oppervlakte weten. Daartoe trek je vanuit C de hoogtelijn CD waarbij D het midden is van AB (dankzij de gelijkbenigheid van de driehoek). Bekijk ju eens de RECHTHOEKIGE driehoek BCD. Dankzij die rechthoekigheid kun je nu wèl de stelling van Pythagoras toepassen. Je weet dat BC2 = CD2 + DB2 en omdat BC = 10 en BD = 4, kun je hoogte CD berekenen. Hierna weet je de oppervlakte van driehoek ABC en daarna de inhoud van de piramide.