Onafhankelijke kansen
In vaas I: twee rode, vijf witte en drie blauwe knikkers. In vaas II: twee witte, twee blauwe en één groene knikker.
Mark haalt uit beide vazen 1 knikker. Bereken exact de kans op.
a) twee witte knikkers b) een blauwe en een rode knikker c) geen enkele rode knikker
Ik heb de theorie doorgelezen, maar ik begrijp het nog steeds niet.
yalda
Leerling bovenbouw havo-vwo - vrijdag 7 juni 2013
Antwoord
Bij a) moet de 1e knikker (uit vaas I) wit zijn en de tweede knikker (uit vaas II) moet wit zijn. De kans dat dat gebeurt is:
P(2 witte knikkers)=$ \frac{5}{{10}} \times \frac{2}{5} $
Bij b) is er slechts één mogelijkheid: een rode knikker uit vaas I pakken en een blauwe knikker pakken uit vaas II. De kans dat dat gebeurt is:
P(een blauwe en een rode knikker)=$ \frac{2}{{10}} \times \frac{2}{5} $
Bij c) moet je uit vaas I geen rode knikker pakken en de knikker uit vaas II maakt niet uit. De kans dat dat gebeurt is:
P(geen rode knikker)=$ \frac{8}{{10}} \times 1 $
Meer weten? Zie 4. Kansen
vrijdag 7 juni 2013
©2001-2024 WisFaq
|