Miller Rabin test
De test geeft aan dat N=29 is niet samengesteld voor de getuige a=3. Maar voor a=5 is N=29 wel samengesteld. N-1=28=22 · 7(=m). Wat is waar?
Voor N=643 is er geen getuige a die zegt dat N waarschijnlijk priem is. N-1=642=22·321 Voor a=3 en a=5 is N samengesteld. Vraag: voor welke a is N waarschijnlijk priem?
herman
Leerling bovenbouw havo-vwo - maandag 14 januari 2013
Antwoord
28=22·7 57 mod 29=28=29-1. Aangezien (29-1)2=1 mod 29 geeft de sterke pseudo-priem test niet aan dat 29 samengesteld is.
Geen getuige zal ooit zeggen dat N waarschijnlijk priem is. Getuigen zeggen alleen maar dat zekere N samengesteld is. De Miller Rabin test berust erop dat als een voldoend aantal getuigen niet aangeven dat N samengesteld is N waarschijnlijk priem is.
Aangezien 643 priem is zal geen enkele pseudopriem test aangeven dat 643 samengesteld is. Neem bijvoorbeeld jouw cases: 642=2·321 (en niet 4·321) a=3: 3321 mod 3=642=643-1. (643-1)2=1, dus deze getuige geeft niet aan dat 643 samengeteld is
idem: 5321 mod 643=642. Dus ook 5 geeft niet aan dat 643 samengesteld is.
maandag 14 januari 2013
©2001-2024 WisFaq
|