Gelijkbenigheid bewijzen
Op school heb ik de volgende opgave gekregen:
Gegeven zijn twee cirkels met gelijke straal die elkaar snijden in punt A en B. De lijn l gaat door A en snijdt de cirkels in P en Q. Bewijs dat driehoek BPQ gelijkbenig is.
Nu loop ik bij het bewijzen hiervan een beetje vast. Wat ik tot nu toe heb bedacht:
Door in m'n gedachten de rechter cirkel wat naar rechts te verplaatsen, blijven volgens mij BQ en PB even lang. Dus dan zou bewezen moeten worden dat QPB=QBP?
AQB staat op de grote boog AB in de rechtercirkel en APB staat op de kleine boog AB in de linkercirkel.
Hoe kan ik hiermee verder? Alvast bedankt
Johnny
Leerling bovenbouw havo-vwo - donderdag 29 maart 2012
Antwoord
Dag Johnny, Je bent op de goede weg. Je moet inderdaad proberen te bewijzen dat de hoeken P en Q in driehoek BPQ aan elkaar gelijk zijn.
En je moet, goed gezien, gebruik maken van omtrekshoeken op beide cirkels. Hoek P staat op boog AB van cirkel C1, hoek Q staat op boog AB van cirkel C2; zie bovenstaand plaatje. En dan moet je (zelf) nog bewijzen dat die (beide KLEINE) bogen gelijk zijn (gelijke lengte hebben). En dat zal je, omdat je weet dat de stralen van beide cirkels gelijk zijn, wel lukken, denk ik. Tip: wat weet je van de hoeken AC1B en AC2B?
donderdag 29 maart 2012
©2001-2024 WisFaq
|