Binomiaalcoëfficiënt
Over dit onderwerp heb ik in het verleden heel weinig onderricht gehad en nu loop ik vast op het volgende:Toon aan dat: Sigma-teken, onder index: a(alpha)=3 en boven (eindwaarde)5 (-1)a ·(a boven 3)·a = -37. Mijn oplossing: Ik begin met (a boven 3)= a!/{3!(a - 3)!} Nu wil ik gaan sommeren en zie dat de eerste term = 0, want a-3=3-3=0; een nul in de noemer betekent zo goed als oneindig. Dan de 2e en 3e term: voor a vullen we rep.4 en 5 in:[(-1)4· 4!/{3!(4-3)!}·4] +[(-1)5· 5!/{3!(5-3)!}·5]= (16/1!) - (100/1.2)= ? Ik weet dat per def. 0!=1, maar hoeveel is nu 1!? In elk geval komt er geen -37 uit! Wie weet waar de schoen wringt? Bij voorbaat zeer veel dank!
Johan
Student hbo - woensdag 23 februari 2011
Antwoord
Je krijgt de optelling (-1)3·(3nCr3)·3 + (-1)4·(4nCr3)·4 + (-1)5·(5nCr3)·5 en dat levert op -1·1·3 + 1·4·4 + -1·10·5 = -3 + 16 - 50 = -37
Je begreep natuurlijk wel dat de binomiaalcoëfficiënt zoals 5 boven 3 hier vervangen is door de rekenmachine-uitdrukking 5nCr3. Overigens: 1! = 1
MBL
woensdag 23 februari 2011
©2001-2024 WisFaq
|