Re: Re: 2 onbekenden in derdegraadsfunctie
hallo, bedankt voor je antwoord ik ben op de goeie weg maar als ik f(-i) toepas dan bekom ik (-i)3+(6+9i)(-i)2+p(-i)+q aangezien (-i)3=(-i)2·(-i)=-i en aangezien i2=-1 en dus (-i)2=1 -i+6+9i-pi+q q=(p-8)i-6 ik ben waarschijnlijk fout maar volgens mijn redenering is het op deze manier.. als je mijn fout ziet wil je dan reageren aub? En om z1 en z2 te berekenen gebruik je dan discriminant en dan de wortel van je discriminant nemen op complexe wijze om dan de twee nulpunten z1 en z2 te bekomen? want als ik dit doe met jou functie dan is mijn discriminant opnieuw een tweedegraadsfuncit met p als onbekende... en als ik die uitwerk dan heb ik geen nulpunten omdat mijn discriminant dan kleiner is dan 0 sorry op voorhand als ik een domme fout maak die ik over het hoofd zie maar ik heb echt moeite met deze oefening. Mijn examen is woensdag en er is veel kans dat een gelijkaardige oefening gevraagd word. Als ik gewoon weet hoe je aan z1 en z2 komt dan kan ik de rest verder uitwerken dank bij voorbaat
Jorn V
Student Hoger Onderwijs België - zaterdag 21 augustus 2010
Antwoord
Jorn, z2=(-i)(-i)=i2=-1,dus z3=(-1)(-i)=i.Wel is i(-i)=1. z1=-(3+4i)+Ö(30i-15-p) en z2=-(3+4i)-Ö(30i-15-p), zodat z1+z2=-(6+8i) en z1z2=8+p-6i.Hopelijk lukt het zo.
kn
zaterdag 21 augustus 2010
©2001-2024 WisFaq
|